De eerste ontmoeting was op weg naar Idegem. Twijfelend of we wel op de goede weg waren vroegen wij een passerende fietster ernaar.
Ja, we zaten goed en gedrieën fietsten we al babbelend een stukje op. Na een paar honderd meter vroeg de vrouw: "Gaan jullie naar Santiago ?" Toen wij dat, niet zonder enige trots, bevestigden, vroeg de vrouw: "Zouden jullie aan mij willen denken als jullie daar zijn ?" "Maar natuurlijk" antwoordde mijn vrouw. "Heeft u het moeilijk ?" "Ja," antwoordde zij en sloeg toen zonder verder iets te zeggen rechtsaf. Wij waren de rest van de dag wat van slag. De zorgen of het verdriet van de vrouw moest groot zijn; dat voelden wij wel. Maar we zouden er nooit achter komen. Tijdens de pelgrimsmis in de kathedraal van Santiago hebben we een kaars voor haar gebrand (niet zo'n afschuwelijke electrische) en het restant thuis voor haar opgebrand.
De tweede ontmoeting was op weg naar Chateaudun. Het was aan het begin van de middag en in de dorpjes die we gepasseerd hadden, waren helaas geen bakkers meer en de voorraad eten in onze fietstas stelde niets voor. Dat was kwalijk want mijn vrouw heeft snel last van hongerklop. Maar gelukkig: daar stapte een vrouw uit haar auto met onder haar arm een heuse Franse baguette. Er moest dus wel een bakker in de buurt zijn. Ik stapte op haar af en vroeg waar we die bakker konden vinden. "In een omtrek van 10 km is hier geen bakker te vinden," was haar antwoord. Zij moet aan mijn gezicht gemerkt hebben dat haar antwoord ons wel heel slecht uitkwam. Zonder aarzelen nam ze de baguette, brak hem in tweeën en overhandigde mij de ene helft met de woorden: "Je moet kunnen delen." Nadat ik haar uitgebreid bedankt had, gingen wij blij en ontroerd aan de verlate lunch. Breken en delen waren en zijn voor ons geen onbekende woorden en kregen op die dag letterlijk handen en voeten.
De derde ontmoeting was in Roncevalles. Op weg naar Saint Jean Pied de Port hadden we in zwaar bewolkt en regenachtig weer de eerste lopende pelgrims gezien. Een stuk of vijf, achter elkaar, regencapes om, pelgrimsstok in de hand. Ik werd gefascineerd door het groepje en het bezorgde me kippenvel. "Een echte pelgrim loopt!" zei ik tegen mijn vrouw. "Je doet je best maar, maar ik ga niet mee," was haar reactie. Voelde zij intuïtief aan dat ik heimelijk al een plannetje aan het smeden was ?
Voor de tweede keer sinds we van huis waren vertrokken overnachtten we die dag niet in ons tentje, maar in het hotel naast de refugio van Roncevalles. 'sAvonds na het eten kwam een in Rome woonachtige Griek aan ons tafeltje zitten. Hij had die dag kennisgemaakt met onze tafelgenoten, een Hollandse zus en broer, en wilde nog even met ze napraten. En passant vroeg hij mij of hij mijn hand mocht lezen. Altijd nieuwsgierig wat zoiets op
zou kunnen leveren, stemde ik toe en stak hem mijn hand toe.
"O, ik zie het al," zei hij direct. "Jij komt hier terug als loper!"
Ik was verbijsterd en realiseerde me dat er meer is tussen hemel en aarde. De handlezer kreeg gelijk: in 2008 liepen mijn broer en ik van Saint Jean Pied de Port naar Santiago de Compostela.
Theo van Vliet