Die dag was ik van Sclayn naar Namen gelopen. Niet bijzonder ver, ongeveer 20 km. en ik dacht zo: tijd over om eens goed naar dit stadje te kijken.
Eerst een slaapplaats regelen. Bij bureau de tourisme werd me het adres gegeven van een chambre d’hôte met een naam erbij, weer ergens langs de Maas.
Ik wilde nog even geld halen uit de muur. Bleef na een onhandige manoeuvre mijnerzijds mijn pasje in het apparaat zitten. Ik kreeg het toen toch wel eventjes warm, ook al omdat zich achter mij een rij aan het vormen was. Gelukkig was er een jongedame die me aanraadde op “corriger” te drukken. En zie daar mijn pasje weer terug. Wat een opluchting!!
Vervolgens mijn adres opgezocht. Een klein vrouwtje deed open. Zij had een flatje 3 hoog aan een drukke straatweg en verhuurde voor ’s nachts een kamer onder naam chambre d’hôte. Het was wat ik van de buitenkant dacht: klein, wat groezelig en lawaaiig. Niet wat je van zo’n chambre zou verwachtten. Toch was mevrouw Antoinette heel aardig en betrokken. Vertelde honderd uit over haar tweede huwelijk en haar man die ons overigens niet kon verstaan omdat hij alleen Frans sprak en zij als Vlaamse vrouw nu het liefst in het Nederlands converseerde. Merkwaardig dacht ik: een soort taalstrijd binnen een huwelijk. Toch kreeg ik gedurende mijn verblijf alles te horen over het feit dat meneer met zijn net ontdekte prostaatkanker niet lang meer te leven had. Hij bracht de dagen door met kijken naar voetbal en maakte een neerslachtige indruk. Met mijn geringe kennis over voetbal kon ik hem ook niet echt vrolijker maken.
We werden wel goede maatjes en toen ik besloot wegens tandproblemen naar huis te gaan kreeg ik de huissleutel voor de volgende dag (ik zou naar Dinant lopen en dan per trein terug). Ook merkwaardig was dat ik mijn eigen boodschappen moest doen voor het ontbijt en kreeg dan de huishoudportemonnee mee.
Het was een bijzondere slaapplaats hoewel er van slapen niet veel kwam.