Vorige week was mijn ‘Universitair Medisch Centrum-week’. Eerst filmden we drie verschillende geestelijk verzorgers: een oudkatholiek, een moslim en een humanist. Alle drie deelden ze hun ervaringen met stervensbegeleiding. Heftige en prachtige verhalen. De dag erna interviewde ik Prof. Dr Anne, revalidatiearts bij het Hersencentrum. Nadat ze de 80 jaar oude rolstoel op onze objectenlijst had vergeleken met de versies die nu worden gebruikt, hield zij een pleidooi over het belang van het sociale netwerk. ‘Zorg is er nu op gericht patiënten zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren. Patiënten in een rolstoel kunnen zich tegenwoordig grotendeels zelf voortbewegen en de rolstoel is helemaal af te stellen op het fysiek van de gebruiker. Toch kan niemand zonder hulp. Iedereen is of wordt afhankelijk van zijn of haar sociale netwerk.’ Daarom hamert ze er altijd op bij haar patiënten dat ze in hun omgeving hulp moeten vragen en moeten aangeven waarom ze bijvoorbeeld moe zijn of last hebben van een kort lontje. Vaak leidt onbegrip er namelijk toe dat mensen niet meer geholpen worden of naasten niet meer willen helpen. Om die reden betrekt ze in haar spreekkamer altijd de partner van de patiënt bij het gesprek. En vraagt ze: ‘hoe is het nu met u?’ Zorg voor de verzorgers is vaak net zo belangrijk als de zorg voor de patiënt.
Daarnaast zijn er ook mensen die geen sociaal netwerk hebben en op een gegeven moment wel afhankelijk worden. Dan zijn er gelukkig instanties als het Leger des Heils die mensen in de gaten kunnen houden.
Dat ik gezegend ben met een rijk sociaal netwerk, is mij sinds gisteren weer eens duidelijk geworden. Op weg naar een collega die net aan haar knie is geopereerd, verzwik ik mijn enkel door een gat in het trottoir. Collega’s Marije en Kees vermanen me gelijk te blijven zitten. Een dame die op het punt staat weg te fietsen schiet haar huis in en komt terug met ijslolly’s bij gebrek aan een coolpack. Gelukkig werkt eega Ben om de hoek en binnen 20 minuten is hij ter plaatse.
Bij de spoedeisende hulp van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis staat men gelijk klaar met een rolstoel (die ik niet zelf kan voortbewegen) en na 1,5 uur sta ik weer buiten met de enkel in een rood gipsjasje. Been omhoog is de boodschap! De hele avond krijg ik lieve sms-jes van collega’s die me hadden gemist bij het ziekenbezoek.
Op mijn eerste thuisdag (lees: werkdag op de bank) ontvang ik oppeppende mailtjes en krijg ik veel begrip van mijn werk. Voor 10.00 uur heeft een vriend mijn fiets die nog op het station stond opgehaald. Later doet een vriendin boodschappen en brengt ze de OLVG-correspondentie naar het Utrechtse ziekenhuis waar ik volgende week terecht kan. Ouders bieden hun riante tuin met comfortabele stoelen aan inclusief vervoer en zongarantie en Ben verblijdt mij straks vast met een goed maal.
Morgen komt Sebastiaan bij mij thuis films editen en natuurlijk zit hij tegelijk in de mantelzorg. Ik red me wel, maar niet zonder de ander.