Schrijftips

1.
Maak een bouwplan voor je verhaal. Denk bijvoorbeeld aan fases: het vertrek, de eerste tegenslag, aankomst, omkeer, terugreis, aankomst. Of aan ontmoetingen met personen. Typeer die personen voor jezelf. Wie waren helpers, tovenaars, heksen, vijanden. Maak een schema met personen, ontmoetingen, locaties en kies dan de top drie van mooiste belevenissen.

2.
Probeer vooral niet volledig te zijn. Schrijven is kiezen. Beter een korte anekdote uitgewerkt dan een lange en dodelijk saaie opsomming van allerlei feitjes. In een tekst van 500 woorden kun je alles kwijt en voor websites is dat al heel erg lang.

3.
Vermijd clichés, wees oorspronkelijk. Dat het in Spanje warm kan zijn, dagenlang, is wel bekend. Dat het ver was ook. Dat je dorst had, is niet zo relevant. Probeer het verbale ‘dia-avondje’ te vermijden. Er is vast iets heel bijzonders gebeurd onderweg. Neem die belevenis als uitgangspunt van je verhaal.

4.
Denk aan de ‘nieuwswaarde’ van je verhaal. Wat is nu werkelijk heel erg bijzonder aan je reis? Zou de lezer dat al weten? Hoe heeft de tocht jou veranderd? Waar is dat in gang gezet? Hoe voelde het je toen je vertrok en hoe was dat toen je alweer een jaar terug was?

5.
Een conflict is de motor van elk verhaal. Dat kan zijn tussen personen, met jezelf, tussen werkelijkheid en verwachting. Waar zit jouw conflict? Hoe hinderde het je? Waar begon het? Is het opgelost? Hoe ging dat?

6.
De conflictmotor heeft emotie als brandstof. Gebruik emoties: boos, verdrietig, angstig, blij. Hoe hebben die emoties invloed op je tocht gehad?

7.
Speel met de volgorde van je verhaal. Voorbeeld: probeer eens een variant die begint met je thuiskomst. Je hoeft niet alles op volgorde in de tijd op te sommen (en toen, en toen, en toen …).

8.
Doe de werkelijkheid geweld aan. Het hoeft niet allemaal echt gebeurd te zijn. Door de werkelijkheid te verdraaien komt de boodschap beter over. ‘Kunst is een leugen die ons de waarheid doet realiseren’ (Pablo Picasso).

9.
Overdrijven, schaamteloos liegen, de feiten verdraaien. Alles is geoorloofd om je boodschap te benadrukken. Jij bent de schrijver en dus de baas van jouw verhaal. Het gaat erom dat jouw boodschap aankomt bij de lezer. Dus: wat is je boodschap. Wat wil je de lezer vertellen?

10.
Show, don’t tell. Dat wil zeggen: vertel niet dat je ‘boos’ bent maar omschrijf die boosheid zonder het woord te gebruiken. ‘Het bloed steeg naar mijn hoofd en ik ademde plotseling twee keer zo snel. Dit was wel de bloedige limiet. Mijn geduld was op en voor ik het wist had ik de deur voor haar neus dichtgesmeten’.