De wind blaast hier verhalen van een ruig bestaan,
Van armoede en van heel veel ontbering.
Ik loop mijn weg en – haast als een bezwering –
Verleidt de wind mij om niet door te gaan.
De eeuwenoude, rondverweerde stenen,
Begroeid met mos in tinten groen en grijs,
Spreken van winterkou en zomerparadijs.
Zovele levens zijn hier langs getreden.
Hoog boven mij hoor ik een leeuwerik zingen,
Een kleine stip in ijle blauwe lucht.
Hij is mijn stem: in vrije vogelvlucht
Op weg om een nieuw leven te beginnen.
Mijn hart jubelt met die leeuwerik. Het leven is mooi, zo mooi!
Die leeuwerik is een gouden vogeltje met een stemmetje van God. Hij leeft volgens mij in piekervaringen. Heel hoog in de lucht, steeds hoger danst hij en zingt en jubelt en hoe hoger hij gaat, hoe verder zijn gejubel reikt over de verlaten heuvels. Af en toe schiet hij in een duikvlucht naar beneden om in het gras wat te eten, maar dan zoekt hij de lucht weer op, meedrijvend op de wind, steeds hoger en hoger. Ik denk dat de rotsen een beetje meezingen, want niets en niemand kan hier onberoerd door blijven. Een stemmetje van God. Zoveel mensen zijn vergeten hoe dat klinkt, of hebben er geen aandacht voor. Maar hier kan het niet anders of je wordt erdoor geraakt.
Ik heb de hele middag om in die verlaten heuvels rond te dwalen. Het uitzicht is fenomenaal. Op de top van een heuvel zit ik eindeloos in een complete stilte met alleen het suizen van de wind om mij heen. En met de leeuwerik. Niets dan lege heuvels met gras en graniet en heel in de verte de besneeuwde flanken van de Plomb du Cantal.
Dankuwel, God!