Boaz en Ruth omringd door weesmeisjes.
Dit medaillon (olieverf op paneel) is geschilderd door de Amsterdammer Jacob de Wit (1745). Het was oorspronkelijk bedoeld als schoorsteenstuk voor de regentenkamer van het Maagdenhuis, een katholiek meisjesweeshuis (zie ook: Christus en de behoeftigen.) Of was het geschilderd als versiering boven de deur van betreffende regentenkamer?
Ruth mag van de rijke Boaz de resterende aren na de oogst van de velden rapen. Hij biedt haar eten en drinken aan en wat later vraagt hij haar ten huwelijk. Hard werken en deugdzaamheid lonen: een voorbeeld voor weesmeisjes. Jacob de Wit (1695 - 1754) was in de achttiende eeuw een belangrijk schilder van religieus getint werk. Na zijn opleiding in Antwerpen versierde hij voor de rijke Amsterdammer vele plafonds en schoorsteenschouwen in grachtenpanden en buitenplaatsen. In rococostijl.
Zorg voor weeskinderen, een vorm van armenzorg.
In de Middeleeuwen werden de behoeftige wezen (soms) opgevangen door kloosterlingen, in het begin van de zestiende eeuw zorgde het stadsbestuur (soms) voor de opvang van de weeskinderen van de eigen poorters (in de burgerweeshuizen). In de Nieuwe Kerk in Amsterdam werd elke zondag gecollecteerd voor de verzorging van de 'eigen' weeskinderen: Gestichten op basis van confessie moesten teren op schenkingen en baten uit eigen vermogen.
In de achttiende en negentiende eeuw waren de armlastigen afhankelijk van diaconie, filantropen en armenbesturen van de plaatselijke overheden. In het begin van de negentiende eeuw is de helft van de bevolking hulpbehoevend: de armenbesturen trekken meer zorg naar zich toe. Rond 1850 missen 30.000 kinderen ouderzorg. Hiervan werden er 20.000 'uitbesteed' aan particulieren en 10.000 verbleven er in 200 tehuizen. Het uitbesteden aan particulieren bracht het gevaar van uitbuiting met zich mee. In die jaren was het verblijf in een 'gesticht' niet prettig: de nadruk lag op tucht en massale eenvormigheid. De meisjes werden getraind als toekomstige 'dienstertjes' of naaisters, de jongens kregen soms een vakopleiding.
In de twintigste eeuw trad er een verbetering in. Men lette meer op de mogelijkheden van 'probleemjongeren' en de leiding verdiepte zich in haar pedagogische taken.
Langzaam maar zeker verminderde het aantal kinderen zonder ouderzorg, wezen werden opgevangen in familieverband, verbleven in pleeggezinnen of kwamen voor adoptie in aanmerking. De resterende weeshuizen sloten hun poorten na 1959 (de 'Algemene Weduwe en Wezenwet' werd ingevoerd) of veranderden in kinderbeschermingstehuizen. Ook nu verblijven duizenden kwetsbare jongeren in tehuizen, jongeren die een goede ouderlijke zorg ontberen of jeugdigen met een ernstige lichamelijke en geestelijke beperking.
En nu...
Adoptie is aan strenge regels gebonden. Hulp aan deze jongeren binnen hun eigen omgeving is van harte welkom. Er schijnt ook in Europa nog veel mis te zijn, getuige de toestanden in de weeshuizen in bepaalde Balkanstaten. Is in Nederland de zorg voor het 'echte' weeskind sterk verminderd, de zorg om het aantal 'probleemjongeren' is er niet minder om. (Zie ook: Kist in 1902 aangeboden aan... en www.canonsociaalwerk.eu/nl).