Lazarus en de rijke man
Dit schilderij, olieverf op paneel (H. 93.5 cm.; B. 74 cm.), is rond 1525 in de Zuidelijke Nederlanden vervaardigd en vertelt het Bijbelverhaal van Lazarus en de rijke man. In het midden van het paneel ligt de arme Lazarus voor de villa van de rijke man -honden likken zijn zweren-, de rijke man kijkt onverschillig toe. Na beider dood verblijft de rijke man in de hel (rechtsonder) en Lazarus rust boven de wolken op de schoot van Abraham. In de onderste banderol vraagt de naakte rijke: 'Abraham, heb medelijden met mij.' Abraham heeft ook tekst: 'Je hebt het goede al ontvangen!' De hardvochtige rijke had zichzelf al aardig beloond in zijn aardse bestaan.
De voorstelling is gebaseerd op een parabel van Jezus, beschreven in het evangelie van Lucas. (In het evangelie van Johannes wordt Lazarus door Jezus opgewekt uit de dood.)
N.B.: De geestelijkheid had het maar al te vaak over 'de pijn van nu vertaalt zich in een beloning in het hiernamaals.' Een excuus om niet te sjorren aan de grote standsverschillen?
Armoedebestrijding en Sociale Zorg. Een kleine geschiedenis
Liefdadigheid betekent zorg voor kwetsbare groepen, voor armen en zieken. Armenzorg op religieuze of 'neutrale' basis, als noodhulp of als structurele ondersteuning, door professionals of vrijwilligers, toen en nu...
Rond 1800 zorgden duizenden lokale armenzorginstellingen voor steun aan de allerarmsten. Centraal stonden de kerkelijke instellingen, de burgerlijke overheid zorgde voor aanvullingen. De besturen beschikten door schenkingen over kapitaal en onroerend goed. De overheid sprong tot het laatste kwart van de 19e eeuw aanvullend bij, maar rond 1900 draaiden de rollen om. Door gebrek aan onderlinge samenwerking en zwak bestuur nam de invloed van de 'kerkelijke caritas' af. De kerkelijke macht bleef zich lang verzetten tegen de staatsinvloed op de armenzorg. Deze kerkelijke instellingen hadden een directe lijn met de gelovigen en bepaalden de criteria voor de 'bedeling'. In de crisisjaren tussen de twee wereldoorlogen beschikten de kerken over te weinig geld om de groeiende armoede het hoofd te kunnen bieden. De burgerlijke armenzorg (de huidige Sociale Dienst) nam de centrale plaats over, de kerkelijke en particuliere armenzorg werkten nu 'aanvullend' (vaak m.b.v. van een subsidie). De burgerlijke overheid bemoeide zich ook minder met het vereiste christelijk gedrag. In 1965 zorgde de politiek voor de 'Algemene Bijstandswet'. Deze werd/wordt voortdurend aangepast en stelt zo haar eigen eisen en voorwaarden.
Armoede houdt in dat een volwaardig participeren in de maatschappij vrijwel onmogelijk is. Het CBS berekent dat ongeveer 10% van de bevolking een tekort aan middelen kent. Er is te weinig geld voor goed voedsel, de schoolboeken zijn te duur, de sociale contacten verminderen. Kerkelijke en niet-religieuze instellingen zorgen voor de noodzakelijke aanvullingen, voor het corrigeren van de manco's die ontstaan door de al of niet noodzakelijke uniformiteit van de gemeentelijke Sociale Diensten.
Ondersteuning van asielzoekers, illegalen en zwervers..., maar de huidige armoede blijkt veel breder: het CBS noteert toch 10 %!
Kerkelijke ('Present') en interkerkelijke instellingen (EVA) ondersteunen samen met 'neutrale' groeperingen ( zie de participanten van de 'Sociale Alliantie') en talloze vrijwilligers de vele kwetsbare groepen en particulieren in onze samenleving.