Deze achttiende-eeuwse beaardingsschep van verzilverd koper is versierd met een gravure, een doodshoofd met vier knekels. Het object is te bewonderen in de Schatkamer van Museum Catharijneconvent. Mocht vroeger de dode onverhoopt niet op een rooms-katholiek kerkhof begraven worden, dan was het soms mogelijk een schep te nemen uit een beaardingskist met gewijde aarde.
Niet alle oude rituelen verdwijnen: we worden uitgenodigd een schepje aarde uit te strooien over de kist in de kuil. We nemen afscheid van een dierbare en willen de nabestaanden op gepaste wijze ondersteunen. De gebruiken na afloop van de begrafenis lopen echter sterk uiteen: van de condoleance met het traditionele plakje cake tot uitbundige feestjes om het leven te vieren.
Werk van barmhartigheid
Het begraven van de doden is een werk van barmhartigheid. (Zie: Absoute voor overledene en Beaardingskistje en doodskistje. De zorg om de dode blijkt soms ook uit het gebruik van een baarkleed, een zwart kleed dat de lijkbaar en/of de doodskist bedekte, met in het midden een kruis in brokaatweefsel.
Onderstaand baarkleed uit 1639 van laken, wol, zijde en linnen, vermeldt naast vele vrome woorden ook de tekst 'Arien Claes so' en de wapens van Hoorn en Alkmaar. Al wordt de dochter van deze 'Claes' als vervaardigster vermeld, dit baarkleed roept vele vragen op. Was het oorspronkelijk een beddesprei en werd het na de dood van de eigenaar over diens baar gedrapeerd of werd het toch als baarkleed gemaakt, gelet op de religieus-getinte teksten?