Het begon zo rustig vandaag. De beheerder van de kleine herberg in Tardajos was er niet, dus kon ik rustig mijn ontbijtje nuttigen aan zijn bureau. Vandaag geen andere lopers om mee op pad te gaan dus dan maar alleen. Lange onafzienbare grindwegen tussen de uitgestrekte akkers. Niet zo veel anders dan gisteren eigenlijk. Kopje koffie dan maar? Dat valt even tegen want ook in Hornillos del Camino vind ik geen koffie. Dan maar weer doorlopen want verderop moet een kleine herberg liggen. De herberg van Sambol. Daar maar eens proberen.
Het wordt trouwens wat anders in de lucht. Wat wolken, donkere wolken zelfs en er komt wat meer wind. Toch maar even doorlopen dan kan ik mooi in die herberg schuilen. Ik zie voor me een loper al ongerust naar boven kijken. En terecht. Het begint nu toch echt anders te worden. Steeds meer donkere wolken en zo’n vreemde dreigende kleur in de lucht. Snel de regencape aan en lopen maar en zien hoever ik kom. Maar er is geen lopen aan en het duurt niet lang of er komen al dikke druppels uit de hemel vallen. Het wordt steeds donkerder en verderop rommelt het al behoorlijk. Inmiddels loop ik bij de kleine pelgrim, die zo te zien uit Zuidoost Azië komt. Ze heeft een knap gezichtje maar ze ziet wat bleek om de neus en jammert zo nu en dan onverstaanbare klanken. Daar zie ik in de verte een groepje bomen, daar moet de herberg zijn. Ik wijs mijn medeloopster er ook op. Ik wijs ook op de wolken. Donder, zeg ik en we lopen zo snel we kunnen.
Te laat, de regen komt nu met bakken uit de lucht, we waaien bijna van het pad af en plotseling begint het geweldig te bliksemen en te donderen en het komt steeds dichterbij. We durven niet meer te blijven lopen. Liggen, roep ik en ik gebaar haar om naast de weg op knieën en armen te gaan liggen. En daar liggen we dan, naast elkaar op de harde kiezels, elk onder de regencape. Het regent nu zo heftig dat het lijkt of we onder een waterval liggen en het dondert zo hard dat niet alleen de grond trilt en dreunt, maar wij trillen zeker zo hard mee. Of de wereld vergaat. Als dit maar goed gaat. Naast mij hoor ik een constant gejammer en ik zie dat ze panisch wordt. Ik houdt haar hand vast en gebaar dat ze moet blijven liggen, rustig blijven, rustig blijven. Alsof ikzelf zo rustig was. Wat kunnen vijf minuten lang duren.
En even snel als het gekomen is, wordt het weer minder. De wind neemt af, regen en onweer waaien weg en het wordt snel lichter. Opgelucht kunnen we weer gaan staan en bijkomen van de schrik. Kom, we gaan koffie drinken bij de herberg. Die was dus gesloten, maar we konden wel even buiten zitten. Ju-Mi (zo klonk het ongeveer) bleek uit Japan te komen en sprak vrijwel geen Engels. Maar haar gezicht sprak boekdelen en ze had prachtige ogen. Na een half uurtje besluiten we verder te gaan. Die koffie, die komt wel.Ik ben al lang blij dat we het overleefd hebben. In Hontanas nam ze afscheid met een glimlach, een buiging en een handdruk Al snel verdween ze in het smalle straatje. En ik? Ik was nog urenlang, diep onder de indruk. Donders, wat een morgen!