De eerste TV’s verschenen mondjesmaat in Nederweert tussen 1956 en 1958. Het beeld was nog zwart/wit en meestentijds was de zendtijd gevuld met eeuwigdurende testbeelden. Zoals die van een zwarte voorttikkende klok of een foto van een mooie dame die door het gaas van een tennisracket keek. Piet Merkus en Cor Dings waren de eerste leveranciers. Zij hadden TV’s in hun etalages staan en pronkten met deze innovatie. Op woensdagmiddag verdrongen drommen kinderen zich voor de winkelruit om het wonder van beeld en geluid te aanschouwen. Maar dat wonder faalde nogal eens want de bovengrondse elektraleidingen die Nederweert toen nog had, deden menige TV tijdens een onweersbui exploderen. Dan was het uit met de pret.
Maar dan kwam Harry Triepels, die zich ontpopte als een ware TV-dokter. Hij kwam op visite en onder het uitspreken van ‘Heej es de dokter, wao es de zeeke? Ich zal ’s kieëke of dette boekpieën heet’ verwisselde hij een of andere defecte versterkerbuis en daarna was ook het huiselijk TV-geluk weer hersteld. Dan kon er weer gekeken worden naar de soms indrukwekkende uitzendingen zoals die van Open het Dorp met Mies Bouwman, de begrafenis van (toen) prinses Wilhelmina (1962) en natuurlijk de moord op president J.F. Kennedy (1963). Artiesten als Conny Froboess, Rex Gildo en kinderseries als Pipo de Clown en Johan en de Alverman. En wie herinnert zich nog Bonanza en eindeloos voortkabbelende soaps als Peyton Place en Coronation Street?
Het nabuurschap was groot in die dagen. Wie nog geen TV had, ging bij de buren kijken. De wonderlijke komst van bewegend beeld in de woonkamer leidde tot hilarische situaties. Zoals de vrouw die bits tegen haar zus zei: ‘Doot dich ‘ne schölk veur, want di-j zeen dich heej zitte’. De opkomst van de televisie werd door de plaatselijke geestelijkheid als een grote bedreiging gezien. Al in 1961 richtte pastoor Kessels zich verontrust tot de parochianen van de St. Lambertusparochie. Hij schreef een artikel onder de veelzeggende titel ‘Televisieproblemen’ en voorzag tal van gevaren voor de jeugd. ‘Er moet verder op gelet worden dat het kind geen dingen ziet waardoor het teveel wordt aangegrepen’, aldus Kessels. Voor kinderen beneden de vijf jaar was TV kijken volgens de pastoor volledig taboe, want ‘dat schaadt de vrije fantasie, een der grootste schatten van het kind’. En voor de volwassenen waren uiteraard alleen de degelijke programma’s van de KRO geschikt.
Het mocht allemaal niet baten. Letterlijk álle huiskamers werden vanaf de zestiger jaren gevuld met beeld en geluid. En op de daken van de huizen verscheen een oerwoud van televisie-antennes. Die zijn inmiddels allemaal ook al lang weer uit het zicht verdwenen. Net als de goedbedoelde maatschappelijke waarschuwingen van pastoor Kessels.