In 1948 ontvingen de Nederweerter scholen een schrijven van het Ministerie van Openbare Kunsten en Wetenschappen. Daarin werden zij geïnstrueerd om de verspreiding van beeldromans (strips) tegen te gaan. Die werden namelijk beschouwd als zeer schadelijk voor de jeugd. Met name de Donald Duck werd genoemd als voorbeeld van waardeloze en criminaliteit uitlokkende jeugdlectuur.
Een van de bekendste voorbeelden van boekencensuur in Nederweert betrof de plaatselijke schrijver Herman Maas (1877-1958). Gedurende zijn Nederweerter periode (1903-1911) was hij onderwijzer in Ospel en schreef hij drie van zijn bekendste romans: ‘Verstooteling’, ‘Goud van de Peel’ en ‘Landelijke Eenvoud’. Daarin hekelde hij de sociale wantoestanden en de onderdrukking van de kleine man. Kerk en gemeentebestuur vielen over hem heen. Zelfs tot in de Tweede Kamer werd gedebatteerd over oproerkraaier Maas, ‘de schrijver van zedenloze romans’. Vanaf de kansel werd over Maas gepreekt en verboden de pastoors hun parochianen om boeken van Maas in huis te hebben, laat staan te lezen.
Niet iedereen liet zich daar wat aan gelegen. Twee collega’s van Maas in Ospel, de onderwijzers Louis Ververs en Mathieu Hermans, hadden in 1910 illegaal het boek ‘Landelijke Eenvoud’ aangeschaft. Zij wilden zich zelf een beeld kunnen vormen over hun verguisde collega. Toen Hermans zich daarover een keer per ongeluk versprak tijdens een Ospelse koorrepetitie, kreeg Ververs korte tijd later bezoek van kapelaan Theelen. Die kwam het ‘goddeloze en zedenloze’ boek met veel bombarie confisceren. “Det book van Maas, det mot ich hebbe”, had hij gebriest. De beide onderwijzers weigerden het boek echter zomaar af te geven. Nadat ze het gelezen hadden leverden ze hun exemplaar alsnog in op de kapelanie. “Wij hadden beiden geen aanleg voor het martelaarschap”, gaf Ververs later in zijn memoires toe.
In 1953 hanteerde de Nederweerter Vincentiusbibliotheek voor de ‘veiligheid’ nog een benedengrens van 16 jaar voor boekenleners. De in dat jaar uitgegeven boekencatalogus ademt in haar assortiment ook een en al vredigheid en zoetsappigheid uit. Herman Maas schitterde natuurlijk nog steeds door afwezigheid. Hetzelfde gold voor stripboeken, die volledig taboe waren. Wél getolereerde titels, zoals ‘Voorspel’ en ‘Een meisje te koop,’ suggereerden meer dan ze waarmaakten. Men hanteerde een strenge zelfcensuur en als basis daarvoor gold de zogenaamde ‘Index’ van het Vaticaan. Op die lijst van verboden schrijvers stonden tot 1966 niet alleen wereldberoemde schrijvers als Zola, Marx, Kant en Sartre, maar ook veel Nederlandse schrijvers zoals Walschap.
In 1967 werd in het nieuwe gemeenschapshuis De Pinnenhof ook een bibliotheek gevestigd. Vol trots schreef het stichtingsbestuur over de nieuwe faciliteit en de duizenden prachtige boeken in haar collectie. Maar, zo benadrukte zij in hetzelfde bericht, ‘het pasverschenen “werk” (de neerbuigende aanhalingstekens waren van het bibliotheekbestuur…) “Ik Jan Cremer” zul je daar terecht niet aantreffen’. Daarmee was de toon gezet. Terwijl van het anarchistische werk van Cremer wereldwijd vele honderdduizenden exemplaren over de toonbank gingen, moest Nederweert nog wennen aan schrijvers als Cremer en Wolkers, aan moderne trends als ontkerkelijking, nozems en hippies. Het zou nog wel enkele jaren duren voordat ook de bibliotheek in Nederweert haar onschuld verloor.