Mijn zusje Anna en ik kregen beide een ‘zondagse tas’. Zij een donkerrode en ik een groene. Apetrots gingen wij die zondag met ons tasje aan de arm met vader naar de Oude Kerk. We zaten op het balkon, ik zat de inhoud van mijn tasje voor de zoveelste keer te bestuderen, toen Anna opeens fluisterde: `ik moet spugen’. Ik fluisterde het naar pa, die zich geen moment bedacht, Anna’s tasje op de bank omkieperde en het geopend onder haar brakende mond hield. Ik keek met ontzetting toe hoe hij vervolgens zonder spier te vertrekken het tasje weer dicht klikte en naast ons neerzette. Anna was spierwit en ik hoorde mensen om ons heen lachen: om je door te schamen, want de preek duurde nog lang… De voering van het tasje is altijd vuil verkleurd gebleven, zo herinnerde die arme Anna zich altijd bij het opendoen van het tasje die vreselijke keer.
Het bevuilde tasje
De auteur en haar zus kregen beide een zondagse tas, om mee naar de Oude Kerk te gaan. Helaas ging er iets mis...