Na het Tweede Vaticaans Concilie (1962) lijkt de tijd rijp voor veranderingen. Tine ziet hierin een belangrijke rol weggelegd voor vrouwen. Het boek dat zij in 1964 publiceert heeft dan ook de veelzeggende titel Storm na de stilte. De plaats van de vrouw in de kerk. Intussen studeert ze theologie in Utrecht en krijgt een baan in Nijmegen. Negen jaar later leest ze een boek dat ‘als een bliksem’ bij haar inslaat, zo verklaart zij zelf. Voorbij God de Vader is geschreven door de Amerikaanse theologe Mary Daly. Tine herkent in dit werk de pijn vanwege een godsbeeld dat vrouwen klein houdt en een kerk die vrouwen tot tweederangs mensen maakt. Tine blijft strijden voor een vrouwvriendelijker kerk, keert zich tegen het celibaat en pleit voor vrouwelijke priesters.
In Nijmegen start zij het project ‘Feminisme en christendom’. Haar standvastigheid zorgt ervoor dat de feministische
theologie een plek aan veel universiteiten krijgt. De ‘aartsmoeder’ van de Nederlandse feministische theologie ontvangt in 1982 een eredoctoraat van de Berkeley Divinity School. Tine blijft loyaal aan de kerk, maar haar opstelling wordt haar zeker niet altijd in dank afgenomen. Berucht is de geschiedenis dat zij paus Johannes Paulus II tijdens zijn bezoek aan Nederland in mei 1985 wil toespreken. Dat wordt haar verboden. Deze starre houding van de kerkelijke autoriteiten maakt haar alleen maar militanter.
Uit onvrede over de weinig buigzame koers van de Rooms-Katholieke Kerk wordt de Acht Mei Beweging opgericht. Vanzelfsprekend speelt zij hierin een belangrijke rol. Tine overlijdt in 2011. Als haar lievelingslied noemt zij de pinksterhymne Veni creator spiritus (Kom schepper geest). ‘Je kunt niet zonder adem. God schiep de mens uit aarde, maar hij blies ons zijn eigen adem in. Dat is een mooi beginsel. Het gaat over de aanwezigheid van het goddelijke in de schepping.’