De pastoor waakte nog angstvallig over het wat men noemde ‘geestelijk en tijdelijk welzijn’ van zijn mensen. Zo schreef hij in het weekblad, dat de schoolkinderen tijdens de kermisdagen op het teken van de kerkklok om acht uur ’s avonds het kermisterrein moesten verlaten. Ruime aandacht besteedde hij ook aan de opkomst van de televisie in die dagen. Hij vreesde tal van gevaren voor de jeugd: ‘Er moet op gelet worden dat het kind geen dingen ziet waardoor het teveel wordt aangegrepen’. Meneer pastoor werd destijds geassisteerd door drie kapelaans, die elk de verantwoordelijkheid droegen voor een bepaalde wijk van de parochie. Anno 2022 heeft deze parochie nog één priester, een Indiër, die nog drie andere parochies te bedienen heeft.
De eerste barsten
Maar er kwamen ook al eerste barsten in de gesloten gemeenschap van wat men later ‘het Rijke Roomse Leven’ zou gaan noemen. Dat bleek bijvoorbeeld bij de invoering van de avondmis in de vastentijd, eens per week op woensdagavond. De mensen waren van goede wil, maar als om de zoveel tijd op de Belgische TV ‘Schipperke’ (‘Schipper naast Mathilde’) werd uitgezonden, dan lieten ze massaal verstek gaan.
Ik herinner mij ook hoe de onderwijzers op de lagere school openlijk de les gelezen kregen door de pastoor, omdat de kinderen met hun schoenen strepen maakten op de blinkende vloeren van het toen nog nieuwe schoolgebouw. Dat moest eens en voorgoed gedaan zijn, en voortaan droegen de kinderen op school ‘overschoenen’. Pastoor was voorzitter van kerk- en schoolbestuur en hij zwaaide er de scepter. Niet op de meisjesschool, want die was van de zusters. Zij hadden ook de kleuterschool, toen nog ‘bewaarschool’, onder hun hoede.
Bisschop Bekkers
Op de tentoonstelling Van God Los? waande ik me bij tijd en wijle terug in deze sfeer van eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Zoals bij het zien van de foto’s die bij ons in de eerste klas (1957-1958) aan de muur hingen, voorstellende de zeven sacramenten. Een feest van herkenning zou je dat kunnen noemen: Kerk en geloof namen nog een grote plaats in van het dagelijkse leven van veel mensen. Zo gaf de tentoonstelling ook spraakmakende TV-momenten te zien, zoals van de begrafenis van de geliefde bisschop Bekkers van Den Bosch. Je hoorde de kerk weer zingen: ‘Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf’. Speciaal gecomponeerd voor deze gelegenheid, en daarna ontelbare malen gezongen, tot op de huidige dag (Zingt Jubilate 923). Bisschop Bekkers was het ook die in 1963 tijdens een van zijn TV-spreekbeurten bepleitte, dat ouders hun eigen geweten moesten volgen bij het bepalen van het kindertal, waarmee hij een frisse wind liet waaien, die voor velen een bevrijding betekende.
De eerste vernieuwingen in de kerk
Onze pastoor werd rond 1964 opgevolgd door een pastoor die onze parochie probeerde op te nemen in de vaart der volkeren. Zo moest bijvoorbeeld de kerststal dringend aangepast worden aan de veranderende tijden. De vertrouwde gipsen beelden verhuisden naar zolder en maakte plaats voor een zwangere Maria, gesneden uit een blok hout. Geen Kindje Jezus meer, maar een hoogzwangere vrouw in barensweeën. Op de achtergrond een houten wand met een lege kribbe, gevuld met stro, daarboven een verlichte tekst - als ik me goed herinner: ‘Heden is u een Redder geboren…’. Dit was duidelijk een breuk met de vertrouwde kerststal van weleer. De vrouwen uit de parochie werden echter stilaan mondig, want enkele dagen na Kerstmis hing er een brief op het prikbord in het kerkportaal: ‘Geef ons de kerststal terug voor onze kinderen’. Aan die wens werd in latere jaren schoorvoetend gevolg gegeven. Waar de alternatieve kerstgroep gebleven is, weet ik niet…
Officiële vernieuwingen
Het Tweede Vaticaanse Concilie begon op 11 oktober 1962. Die donderdagmorgen kregen we vrij van school om de opening in Rome via de televisie te kunnen volgen. De mis werd voortaan in de volkstaal gehouden en de priester keerde zich met zijn gezicht naar de mensen. In het najaar van 1962 hielden de minderbroeders-franciscanen een volksmissie in onze parochie. Door activiteiten voor allerlei groeperingen en leeftijdscategorieën werd de vernieuwing gepropageerd. Als zesdeklassers vierden wij experimentele missen in de nieuwe kapel van het pas gebouwde bejaardentehuis, deels al in het Nederlands. Er zaten duidelijk veranderingen in de lucht. Een geliefd kerklied in die dagen was ‘Wij zijn samen onderweg’.
Iedereen mag meepraten
Het Concilie in Rome kreeg in Nederland een vervolg in het Pastoraal Concilie (1966-1970), waar in principe iedereen mocht meepraten. Zelfs vrouwen mochten dat. Heikele onderwerpen werden hierbij niet uit de weg gegaan. Het was ook in die tijd dat er overal in de parochies gespreksgroepen werden opgericht. Ook bij ons, maar zoals dat zo vaak het geval is, viel het sommige mensen moeilijk om bij het thema te blijven. Zo kon de carnavalskrant schrijven: ‘Maandagavond gespreksgroep over het geloof, overgaand in de oprichting van een hondenclub’. Een van de deelnemende dames was weer eens van het thema afgeweken om hoog op te geven over haar hond.
Of Nederland echt helemaal is losgekomen van God, laat ik liever in het midden… Het is maar hoe je het bekijkt. Wie de kerkgeschiedenis goed leest, zal vaststellen dat er wel meer barre tijden zijn geweest. Het is zoals paus Franciscus onlangs zei: ‘Wie meent dat we vandaag de slechtste aller tijden beleven, zou eens de geschiedenis van de pausen moeten lezen…’. Iets om over na te denken!