Ik had het imposante kasteel een aantal dagen eerder al gezien vanaf een bergtop op het Katharenpad. Dat was vier dagen geleden en zo’n dertig kilometer hiervandaan. Toen zag ik het bouwwerk wel, maar nu vandaag dus niet. Dichte mist, invallende duisternis en zeurende miezer bemoeilijkt mijn speurtocht naar het fort.
Na een paar uur zoeken, besluit ik de hulp in te roepen van de lokale bevolking. Die moet ik wel eerst nog even zien te wekken. Ik loop tegen middernacht een erf op aan de kant van een geasfalteerde weg. Glibberige wandelpaden volg ik al niet meer. Na enig doorzettend gebons BAM! BAM! BAM! op de voordeur, gaat er dan toch een raam op de eerste verdieping open.
'Bonjour, je cherche le château.' Ik probeer enthousiast te klinken, maar dat gaat niet meer zo goed op dit moment.
'Je zoekt het kasteel? Daar ben je volgens mij net langs gekomen,' zegt het slaperige Fransmannetje, in zijn ogen wrijvend om te zien of er toch wel echt iemand voor de deur staat.
'Ja, daar was ik al bang voor.' Verontschuldigend haal ik mijn schouders op.
Het bekende verhaal natuurlijk: soms staan we ergens met onze neus bovenop en zien we het toch niet. Uren later dan gedacht zet ik in het kasteel mijn tentje op.
Ik vraag me onderweg nooit af waar ik wil slapen. Ik kan overal mijn tentje opzetten. Nee, het gaat er mij om of ik er wil wakker worden. En ja, Montségur is een aanrader!