Iedere zaterdag was oma er. Zij kwam mijn ziekelijke moeder helpen met het huishouden, koken voor de zondag etc.
Dit was in de vijftiger jaren: het rundvlees of de gehaktballetjes sudderden op een petroleumstelletje in de schuur. Oma was de hele middag in de keuken bezig, waar heerlijke etensgeuren hingen. Ik was graag daar bij haar. Ze zong psalmen en gezangen tijdens haar werkzaamheden. Ik at dan brood met uitgebakken kaantjes en room van de melk met suiker. En als het werk gedaan was, dan kwam de Elizabeth-bode uit haar tas. Daar lazen we dan samen uit; ik genoot daarvan. Moeders ziekte gaf veel onveiligheid; oma’s aanwezigheid was mijn houvast. Na de Elizabeth-bode las ze uit de bijbel. Dat samen-zijn, geborgen weten, haar spiritualiteit waren voor mij een inspiratie bron.
Bron: bijdrage tentoonstelling Vrouwen voor het Voetlicht 31 maart - 7 oktober 2012