Als kind verkleedden wij ons thuis altijd als koningen en gingen we al zingend de deuren langs met een lampion om snoep op te halen. Eerst vertrokken we met het hele gezin naar de markt, waar de optocht langskwam en later op de avond gingen mijn broer, zus en ik (en later ook de andere kinderen uit de straat) verkleed als koningen langs de deuren om liedjes te zingen. Van oude gordijnen werden mantels gemaakt en de kroon werd ook zelf geknutseld. Ik kan me nog goed herinneren hoe alles al na tien minuten begon te kriebelen en eigenlijk niet warm genoeg was voor de kou, toch hadden we altijd veel plezier.
Het liedje ging als volgt:
Drie koningen,
Drie koningen,
Geef mij een nieuwe hoed, hoed, hoed.
Want mijn oude is versleten,
en mijn moeder mag het niet weten.
En mijn vader is niet thuis
Piep zei de muis al in het voohoorhuis.
De eerste jaren durfde ik nauwelijks te zingen, maar uiteindelijk zong ik het hardst van iedereen.
Deze traditie was voor mij de normaalste zaak ter wereld. Pas toen ik naar Utrecht verhuisde om te studeren kwam ik erachter dat dit een traditie uit het zuiden van het land is en dat de kinderen uit Utrecht zingend langs de deuren gingen met Sint Maarten, niet met Driekoningen. Hoe knullig dit ook klinkt, het was voor mij toch wel een lichte cultuurshock!