Mijn moeder was al vijftien jaar weduwe en heel zelfstandig toen haar geheugen langzaam achteruit ging en de Alzheimer naderbij sloop. Samen met haar en langzamerhand steeds vaker zonder haar moesten mijn twee zussen en ik grote beslissingen nemen. Zoals over de verkoop van haar huis en het verhuizen naar een verzorgingshuis. Zij woonde in Brabant, wij alle drie in Utrecht. Wij waren dan ook blij dat we een huis vonden waar ze zich zoveel mogelijk thuis kon voelen. Ze kon er later doorverhuizen naar een psychogeriatrische afdeling toen dat nodig werd.
Toen mijn moeder na haar overlijden lag opgebaard in haar kamer liepen veel mensen die voor haar hadden gezorgd nog even naar binnen om afscheid van haar te nemen. Ze vertelden kleine verhaaltjes over wat zij met mijn moeder beleefden; over het dagelijkse ritueel rond wekken en opstaan, over de grapjes die ze maakte of waar ze echt hekel aan had. Ik vond het roerend, het was een verrijking van het verhaal over mijn moeders laatste jaren. Het liet zien dat er met liefde voor haar was gezorgd.
Wij stopten onze liefde in de zorg voor de simpele dagelijkse dingen. Dingen die ze haar hele leven belangrijk had gevonden. We zorgden voor een wekelijks bloemetje, regelden het bezoek aan de kapper, legden foto’s van vroeger en nu op haar kamer, onderhielden de contacten met haar familie, vrienden en oude buren. En we zorgden voor de was. We hadden afgesproken met het verzorgend personeel dat we mijn moeders kleding zelf zouden wassen. We kwamen er al snel achter dat we die niet zomaar in de kast moesten hangen. Mijn moeder droeg ineens een bonte combinatie van kledingstukken. Soms had ze die te lang aan, dan was het gewoon niet meer fris. Soms lag het dan ineens na een dag allemaal in de was. Mijn jongste zus kwam met een praktisch systeem: iedere week hingen wij een aantal hangers met daarop setjes kleding klaar, met een briefje eraan voor welke dagen dat was. De zorg had er geen omkijken meer naar en wij voerden de vuile was af en gewassen kleding weer aan. Het werd een gevleugeld woord tussen ons zussen onderling: “Heb jij nog was?” Altijd ging er wel een tas mee van Brabant naar Utrecht en terug.
Mijn moeder had het altijd belangrijk gevonden om zich stijlvol en verzorgd te kleden. Door de Alzheimer veranderden haar voorkeuren wel. Ineens stond een kleur haar niet meer aan of vond ze een kledingstuk te “bloot”. Maar toch, haar manier van kleden maakte haar nog steeds wie ze was. Door daarvoor te zorgen hield ik haar in ere. Daarom onderhield ik ook een vriendschappelijk lijntje met de kapster in het huis, die iedere week toegewijd alle oude dametjes kapte. Zij nam contact op als ze het tijd vond worden voor een knipbeurt of een permanentje.
Haar hele leven heeft mijn moeder ervoor gewerkt om ons er netjes bij te laten lopen. Als pubers hadden wij daar natuurlijk andere opvattingen over, tot haar verdriet soms, maar ze had toen in ieder geval gedaan wat ze kon. Bij het opruimen van mijn moeders laatste spulletjes was het opruimen van haar kleding misschien daarom ook wel extra moeilijk. Die was zo met haar persoon verbonden, en met alle zorg van de afgelopen jaren. Een vriendin bracht me op een goed idee. Een deel van haar kleding stuurde ik naar een sociaal project in Marokko, waar lokale weefsters er een Carpet of Life van maakten. Dat hangt nu in mijn huis, een symbool van de zorgzame verbinding tussen mijn moeder en mij.
Ine van Emmerik is medeauteur van “Help, mijn moeder wordt oud!” verhalen van kinderen over ouder wordende ouders.