Sint-Maarten
Martinus diende in het Romeinse leger. Na zijn bekering tot het christendom werd hij monnik en priester. Met alle pracht en praal verkoos het bisdom Tours hem vervolgens tot bisschop, hoewel hij liever een sobere kluizenaar was gebleven. Volgens historische bronnen was Sint-Maarten enerzijds wars van de menselijke maatschappij en het goede leven. Anderzijds was hij een bijzonder milddadige man met een groot hart voor armen en zieken.
Twee feesten
Elk jaar werd er twee maal een Sint-Maartensfeest gevierd; op 4 juli herdacht men het overbrengen van zijn relieken naar de kerk van Tours en op 11 november zijn sterfdag. 4 juli werd vooral te Utrecht gevierd. 11 november was een typische feestdag voor de boeren. Dan werd de pacht betaald en nieuw dienstvolk ingehuurd. De oogst was binnen en de eerste jonge wijn gereed. Dit alles gaf aanleiding tot de zogenaamde Sint-Maartenskermis. In het midden verdringt het landvolk zich om de vaten wijn. Rechts zien we de heilige zelf, die zijn mantel deelt met een gebrekkige bedelaar.
Beschermheilige van Utrecht
De wijntonnen zijn met rood en wit beschilderd als verwijzing naar de mantel en het onderkleed van de heilige. Het zijn eveneens de kleuren van de stad Utrecht, waarvan Sint-Maarten de beschermheilige is.